Ik geef mijzelf over aan u

Ik geef mijzelf over aan u

IK GEEF MIJZELF OVER AAN U EN BELOOF U MIJN LIEFDE EN TROUW

“Ik geef mijzelf over aan u…” Wat betekent dat? In liefde en dankbaarheid geven wij ons over aan de Heilige Engel, onze hemelse broeder. Dat is de sleutel tot een verbond met hem, zo te zeggen het hart van de Toewijding aan de Heilige Engelbewaarder. Door deze daad gaan we verder dan de algemene plicht van iedere christen, om zijn Engelbewaarder te eren en naar zijn stem te luisteren, zoals de Heer in het Oude Verbond het aan zijn volk Israel bevolen had.

Door de Toewijding geven wij ons zelf over aan de Engel, in een bovennatuurlijke vriendschap, in een verbond van liefde, zodat wij samen mogen werken met een bijzondere ijver en vurigheid voor de eer van God en mijn eigen heiliging. We hoeven geen angst te hebben om ons leven aan de Engel toe te vertrouwen op deze wijze. Hij zoekt niets anders dan Gods glorie en onze vereniging met de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

WIJ VERTROUWEN ONS LICHAAM TOE AAN DE ENGELBEWAARDER

De H. Thomas leert dat God voor iedere natuurkundige tussenkomst in heel de kosmos de Engelen inzet en dat alle stoffelijke dingen beheerst worden door de Engelen. Zij zijn als het ware de handen en voeten van de Goddelijke voorzienigheid. Hun kennis van de natuurlijke kosmos en zijn wetten is onvergelijkelijk superieur over die van ons. Zij houden een mysterieuze macht over de materiële wereld en hun heerschappij gaat veel verder dan de grenzen van wetenschap en technologie.

Zij beschermen onze lichamen tegen alle fysieke gevaren en dragen zorg voor onze geestelijke noden. We kunnen veel teksten in de Bijbel vinden waar de Engelen mensen beschermen tegen lichamelijk kwaad.

Zoals in het Boek van Tobit, of in het Boek Daniel, waar ook veel over de activiteiten van de Engelen wordt verhaald. Toen koning Darius bijvoorbeeld, de profeet ongedeerd in de leeuwen kuil vond, riep Daniel uit: “Mijn God heeft zijn engel gezonden om de leeuwen te muilbanden. Ze hebben mij geen letsel toegebracht, daar ik in Gods ogen onschuldig ben. Maar ook tegen u, koning, heb ik niets misdreven.“Dan. 6,23)

Toen de drie jonge mannen in een witgloeiende oven geworpen werden door koning Nebukadnessar, ging ook de Engel met hen naar binnen in het vuur, en beschermde hen tegen lijden en lichamelijk letsel. Toen de koning dit zag riep hij uit: “Geloofd zij de God van Sadrak, Mesak en Abednego: Hij heeft zijn Engel gezonden om zijn dienaren te redden, die vertrouwden op Hem”. (Dan. 3,95)