Gerontius (7)

Gerontius (7)

“Een bont, steeds wisselend verloop…

Reeds het boek Job brengt de waarschuwing, dat het leven van de mens “een strijd op aarde” is. Elke gelovige heeft dat ook ervaren: de deugd moet veroverd en verdedigd worden. De mens moet zich vaak geweld aandoen trouw te blijven aan zijn beginselen.

Wat doorgaans niet bedacht wordt, is dat de Engelen ook bij deze strijd betrokken zijn. St. Michaël strijdt tegen de Draak. En de Kerk bidt tot hem: “Verdedig ons in de strijd…..”

De opdracht van de Engelbewaarder is ook ons te beschermen: “Verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen”, luidt het in het bekende gebed tot de “Engel van God”. In deze strijd spaart de Engel “snelheid” noch “geduld”, als de mens “geleid moet worden of bewaard”. Als de mens zich bekeert is er “vreugde bij de Engelen Gods.

Men kan zich de grote nood van de Engel voorstellen, als de mens vrijwillig of onnadenkend met het gevaar speelt, en misschien meer naar de Boze dan naar de Engel luistert… Talloze Engelen hebben heel zeker een zware, menselijk gesproken, onmogelijke opgave: zoveel mensen sluiten compromissen met de Boze, tegen God en tegen de Engel. Niet weinige Engelen moeten zeker vrezen dat hun beschermelingen verloren gaan als zij zich niet bekeren.

Hoe weinig beseffen wij van de liefde der Engelen voor ons, hoe ondankbaar, hoe wreed gedragen wij ons vaak tegenover hen. Men kan dit vergelijken met wat ouders, vooral in onze dagen, met hun kinderen doormaken…

“Zo weet een Bewaarengel méér dan de Serafijn wat de mensen zijn

In de spiritualiteit van het Engelenwerk neemt men aan dat de Engelen van koor tot koor zeven keer groter zijn. Het getal zeven staat voor “veel”. Zo is een Serafijn vele malen groter dan een Engel uit het negende koor: hij staat veel dichter bij God, terwijl de eenvoudige Engelen veel dichter bij ons staan. Deze Engelen ervaren vanuit deze nabijheid wat de mensen zijn, zij ervaren het vooral vanuit hun taak naast de mens: een ware troost voor ons te weten, dat onze Engelen ons kennen!

Laten wij toch veel met hen spreken, hen groeten, aanroepen, naar de stervenden sturen: hoe graag vervullen ze onze verlangens als wij maar vertrouwen en zelf ons best doen.