Gerontius (6)

Gerontius (6)

Dan volgt de leer van de erfzonde. De mens “lag ter aarde, van Adams bloed, bevlekt met Adams zonde, verziekt in heel zijn wezen en ontwricht”. Volgens de katholieke leer is de mens niet geheel verdorven door de erfzonde, maar hij is erg geneigd tot het kwade. Zijn verstand is ten dele verduisterd en zijn wil verzwakt.

Dan spreekt Newman van de helse slang” waarmee het hart der mensen omwonden is. Dat de Boze met de menselijke zondigheid te maken heeft, is een tegenwoordig veelal vergeten leer. Door de erfzonde staat de mens onder de macht van de Boze.

Maar zelfs na het Doopsel kan de Duivel nog macht uitoefenen over de mens, als hij door nalatigheid en vooral door eigen wil afwijkt van Gods geboden… Dan kan het zelfs erg moeilijk zijn de “helse slang” af te schudden.

Zolang de mens leeft bevindt zijn gerechtigheid zich in een precair evenwicht. De geneigdheid ten kwade, de Boze zelf, de “wereld”, spannen regelmatig samen om de mens ten val te brengen. Wie trots en hoogmoedig is, valt ten prooi aan de “helse slang”, en veel daden van liefdeloosheid, egoïsme, ongehoorzaamheid, wreedheid, zinnelijkheid worden mede veroorzaakt door de Tegenstander van het menselijk geslacht.

De mens zou er goed aan doen waakzaam te zijn, zijn zinnen onder controle te houden, en vooral nederig God steeds weer om Zijn bescherming te bidden.

Een belangrijk inzicht wordt vertolkt door Newmans gedachte over de “balans van goed en kwaad”. Na de zondeval van de eerste mensen is de hulp van de Engelbewaarder wel heel bijzonder nodig. De mens is als zodanig niet opgewassen tegen de Boze; de Engel echter, die zelf een Geest is, wel.

Wie het bestaan van de geesten ontkent, heeft geen idee van de ernst van de strijd tussen goed en kwaad, licht en donker.

Hij beseft ook niet hoe gemakkelijk de Boze op hem vat kan krijgen: hij kent zijn tegenstander niet, die met hem daardoor des te gemakkelijker zijn spel kan drijven en hij weet al evenmin wie zijn ware bondgenoot is. De Engelbewaarders worden helaas al te veel gezien in het kader van het devotionele en kinderlijke: voor kinderen zouden zij nog goed zijn…Arme, oppervlakkige mensen die zo denken.