Wat een geluk dat wij een Engelbewaarder hebben!

Wat een geluk dat wij een Engelbewaarder hebben!

Op 20 april 1915 schreef Pater Pio een brief aan zijn geestelijke dochter Raffaelina Cesare, waarin hij uitvoerig het belang en de rol van de Heilige Engelbewaarder in ons leven beschrijft:

O Raffaelina, hoe troostrijk is het te weten dat men altijd onder het toezicht staat van een hemelse Geest die (en dat is werkelijk bewonderenswaardig!) ons niet in de steek laat, zelfs niet wanneer wij God teleurstellen! Hoe zoet is deze grote waarheid voor de gelovige ziel!

Voor wie zou de vrome ziel, die Jezus tracht lief te hebben, dan bang moeten zijn, wanneer hij altijd zo’n voortreffelijke strijder aan zijn zijde heeft?

Behoort hij niet tot die talrijke schare die samen met de aartsengel Michaël de eer van God verdedigde tegen Satan en alle andere opstandige geesten en hen uiteindelijk versloeg en in de hel stortten?

Weet nu dat hij nog steeds macht heeft tegen Satan en zijn volgelingen, zijn liefde is onverminderd en zal nooit nalaten ons te verdedigen.

Maak er een mooie gewoonte van om altijd aan hem te denken. Dat er een hemelse geest aan onze zijde is, die ons geen ogenblik verlaat, van de wieg tot het graf, die ons leidt, ons beschermt als een vriend, als een broeder, dat moet een troost voor ons zijn, vooral in de uren die voor ons het droevigst zijn.

Weet, Raffaelina, dat deze goede Engel voor je bidt: hij biedt God al je goede daden aan, die jij volbrengt, al je heilige en zuivere verlangens. In de uren dat je je eenzaam en verlaten voelt, klaag dan niet dat je geen zielsvriend hebt aan wie je je kunt openstellen en aan wie je je pijnen kunt toevertrouwen: vergeet deze onzichtbare metgezel niet die er altijd is om naar je te luisteren en altijd klaar staat om je te troosten.

O heerlijke vertrouwdheid, o zalige gemeenschap! O, als alle mensen dit grote geschenk maar begrepen en waardeerden, dat God, in Zijn buitengewone liefde voor de mens, ons deze geest van de hemel heeft gegeven! Gedenk dikwijls zijn tegenwoordigheid; men moet hem aanschouwen met de ogen van de ziel; dank hem, bid tot hem. Hij is zo kwetsbaar, zo gevoelig: heb respect voor hem.

Streef er altijd naar om de zuiverheid van zijn blik niet te beledigen. Roep dikwijls deze beschermengel, deze weldadige Engel aan, herhaal dikwijls het mooie gebed: “Engel van God, die mijn bewaarder zijt; aan wie de Goddelijke goedheid mij heeft toevertrouwd: verlicht, bewaar, geleid en bestuur mij. Amen”.