Leren luisteren naar de Engel (7)

Leren luisteren naar de Engel (7)

Opstandige neigingen

Een andere tendens om mensen af te wijzen komt voort uit onze opstandige onwil om ons aan een ander te onderwerpen.

Een vriend van mij placht, toen hij jong was, zijn broer te kwellen door hem op te dragen dingen te doen waarvan hij wist dat zijn broer ze toch al van plan was. Bijvoorbeeld, als hij zijn broer zijn jas zag aantrekken, zei hij tegen hem: “Danny! Doe je jas aan!” Danny werd dan zo boos dat hij weigerde zijn jas aan te trekken. Hij gaat liever de kou in dan dat hij zich aan zijn broer moet onderwerpen.

In zekere zin is het een grote genade van God dat wij onze Engelbewaarders niet zien. Want zij zouden ons in de heldere spiegel van hun eigen wezen de onverbiddelijke wil van God voor ons presenteren. Dit zou ongetwijfeld ons valse gevoel van vrijheid aantasten. En dus zou het leiden tot rebellie. God is milder in zijn overtuigingen naar ons toe.

De waarheid verdraaien om aan onze eigen vooroordelen te voldoen

Zoals een vat schoon moet zijn om schoon water te ontvangen, zo moeten wij stil zijn om het woord te horen zonder het te verdraaien of op enigerlei wijze te veranderen. Er is een spel waarbij een persoon iets wordt ingefluisterd, en die moet dezelfde boodschap aan de volgende persoon influisteren, en die geeft het op zijn beurt door aan de volgende enzovoort tot de laatste in de rij. Die laatste maakt bekend wat hij heeft ontvangen. Meestal is het heel anders dan wat eerst werd gezegd.

Het probleem is dat we, zelfs als we van goede wil zijn om te luisteren, vaak al zeker zijn van wat iemand gaat zeggen, zodat we, als hij spreekt, niet horen wat hij zegt, maar wat we dachten dat hij zou zeggen.

Om de jongeling Samuel na te doen door te zeggen “spreek Heer uw dienaar luistert” en zijn antwoord te kunnen ontvangen, veronderstelt het vermogen om werkelijk te luisteren zonder de waarheid te verdraaien. Petrus vermeldt dat het zelfs met het geschreven woord van God niet moeilijk is de waarheid te verdraaien (2 Pt 3,16).