Kardinaal J. Newman en zijn “Droom van Gerontius” (1)

Kardinaal J. Newman en zijn “Droom van Gerontius” (1)

Tussen 17 januari en 7 februari 1865 schreef Newman zijn beroemde gedicht. Hij was sinds twintig jaar katholiek, en was gevraagd om een theologisch artikel voor het tijdschrift ‘The Month’. Het verscheen daarin in de afleveringen van Mei en Juni van dat jaar.

Newman kent aan de ontvankelijkheid voor de wereld der Engelen een grote betekenis toe: “Als wij de Almachtige God beschouwen omringd door Zijn Heilige Engelen….dan zal het denken aan Zijn ontzagwekkende Majesteit een veel sterkere indruk op ons maken. We gaan dan zien hoe klein wij zijn, hoe gering en geheel waardeloos uit onszelf; en hoe hoog Hij is, en te vrezen. De minste onder de Engelen is oneindig ver boven ons verheven, terwijl wij hier op aarde vertoeven; hoe hoog verheven moet dan de Heer van de Engelen wel zijn”.

De eerste vrucht van de reflectie op de grote wereld der Engelen is eerbied en ontzag voor de Majesteit van God: ligt hier niet een van de oorzaken van de vervlakking van het huidige godsdienstige leven?