Gerontius (5)

Gerontius (5)

Dan is de mens ook uniek vanwege Gods barmhartigheid jegens hem.
Een latijnse oratie zegt: “God, gij openbaart Uw almacht nergens duidelijker als daar waar Gij barmhartigheid laat gelden…” De opstandige Engelen hebben geen barmhartigheid ervaren.

GOD “plooit” de mens, “om met een zelfde aantal zalige zielen / hen te vervangen die door hoogmoed vielen”. Hier geeft Newman een min of meer klassieke opvatting weer volgens welke God de mensen geschapen zou hebben om de door de val der opstandige engelen open gekomen plaatsen op te vullen.

Deze veronderstelling zal zeker niet juist zijn. God wilde ook oorspronkelijk de mens in Zijn schepping, niet pas later om de open gekomen plaatsen der gevallen engelen op te vullen.
In het Werk van de H. Engelen leeft de gedachte dat God een drievoudige schepping wilde: geest – geest/materie – materie:

een wereld van zuivere Geesten, een wereld van mensen
en dan de stoffelijke schepping, de natuur.

De Engelen zijn vooral gericht op de Heilige Geest, de Heer der Engelen;
de mensen op de Zoon van God Die Zelf mens werd;
de natuur op God de Vader, die naar het woord van de Heer zorgt voor de lelies en de vogels en onze lichamelijke gezondheid.