De Engelen vechten aan onze zijde
Er was een zekere kluizenaar, Mozes genaamd, die sterke verleidingen had tegen de kuisheid.
Ontmoedigd door het vooruitzicht overweldigd te worden, ging hij naar zijn geestelijke vader Isodore en legde uit:
“De strijd is gewoon te sterk. Ik ga weg”.
“Je kunt niet weggaan. Je moet teruggaan en op God vertrouwen”.
“Er zijn er te veel. De demonen vallen me lastig en het is een onophoudelijke strijd”.
“Kom op het dak. Kijk naar het westen”.
Daar zien ze een horde demonen zich klaarmaken voor de strijd, en er zijn strijdkreten en geschreeuw. Het is beangstigend.
“Kijk nu naar het oosten”.
Daar staan de Engelen van God in stille strijdhouding te wachten op het bevel van God, klaar om de strijd aan te gaan.
“Dit zijn de legers van God die God heeft gezonden om je bij te staan”.
En toen vader Mozes dat zag, besefte hij dat hij niet alleen was en dat hij alleen maar tot God hoefde te roepen om hulp en de Engelen zouden hem bijstaan.