Lantaarnpaal

Lantaarnpaal

Op een avond in de kersttijd was ik uitgenodigd bij een collega om ’s avonds bij haar thuis samen met haar gezin te dineren. Mijn vriendin liet me thuis de route zien op de kaart, want ik had nogal een lange weg af te leggen.

Na mijn werk ging ik op weg. Het regende, wat al gauw in sneeuw overging en het werd steeds heftiger. Onderweg bad ik de rozenkrans. Toen ik er al bijna was, passeerde ik een kruising en plotseling besefte ik dat naar rechts moest afslaan. Snel draaide ik het stuur om en begon te slippen. Ik ging precies op een lantaarnpaal af, bij iemand op de oprit. Enkele veiligheidsinstructies kwamen in mij op: ‘draai je stuur in de richting waar je naar toe wilt’. Ik gooide het stuur om zover als het ging.

Terwijl ik stil tot mijn Engelbewaarder bad en op de lantaarnpaal toereed, richtte de auto zich vanzelf weer naar de weg. Het was alsof hij opgepakt en omgedraaid werd. Nogal beverig reed ik verder tot ik mijn bestemming had bereikt.

Toen ik die avond thuiskwam, zei mijn vriendin, voordat ik iets kon zeggen: “Ik heb mijn Engelbewaarder met jou mee gestuurd, dat alles goed zou gaan”.