De overval

De overval

Een Duitse missionaris op doorreis in Rome vertelde een groep seminaristen in de jaren 1970 over zijn angstaanjagende ervaringen ten tijde van Mao Tse Tung’s brute machtsovername (jaren 1950). Naar schatting vijftig miljoen slachtoffers werden geofferd aan de ‘god’ van het communistische atheïsme.

Aan het begin van de Chinese revolutie vermeden de communisten zoveel mogelijk om in contact te komen met buitenlanders, om de internationale opinie niet te provoceren. In deze onzekere en gespannen situatie van vreedzame coëxistentie kon Pater Karl zijn missiewerk voortzetten door pastoraal werk in de katholieke gemeenschappen die verspreid lagen over verschillende dorpen. Hij mocht zich ook gelukkig prijzen dat hij een motor bezat, waarop hij samen met de koster de zondagse rondes maakte.

Op een van die zondagen, toen hij na een vroege mis de liturgische gewaden aan het opvouwen was, hoorde hij een stem in zijn moedertaal zeggen: “Hab keine Angst, alles wird gut gehen” (“Wees niet bang, alles komt goed!”).

Verbaasd toen hij hem in zijn moedertaal hoorde spreken, vroeg hij aan de groep boeren die daar verzameld waren wie van hen zo goed Duits sprak. “Duits?” – vroegen ze. “Vader, u weet dat we allemaal nederige boeren zijn en nooit de kans hebben gehad om een vreemde taal te leren. Waarom vraagt u ons dat?”

Blijkbaar had niemand van hen de stem gehoord. Pater Karl besloot toen om de zaak opzij te schuiven en vertelde hen dat het niet belangrijk was. Op dat moment was pater Karl zich totaal niet bewust van de enorme betekenis van wat er gebeurd was, want op die dag zou er een plotseling einde komen aan de vreedzame coëxistentie door zijn dood. Een plaatselijke politie-eenheid van het Volksleger had het bevel gekregen om Pater Karl te liquideren. De katholieke kerk was een obstakel geworden voor de communistische revolutie. De executie zou echter niet in het openbaar plaatsvinden, maar aan de rand van een eenzame weg.

Na het inpakken van de liturgische voorwerpen gingen Pater Karl en zijn koster op weg naar het volgende dorp in de bergen. De weg was in slechte staat en vol bochten, daarom reden ze langzaam. Na een hele smalle bocht kwamen ze op ongeveer dertig meter afstand een groep communistische soldaten tegen die op hen begonnen te schieten. Met het eerste salvo werd de motor vernietigd. Ze vielen in de modder, maar konden zich gelukkig achter een rots verschuilen.

Half verdoofd dacht Karl dat het allemaal een grote vergissing was en dat zodra ze wisten dat hij een katholieke priester was, alles weer normaal zou worden. Drie keer stond hij op om te proberen hen te overtuigen en drie keer schoten ze op hem, van kortere afstand, maar zonder hem te raken. Ze slaagden er tenminste in om Karl te laten inzien dat het een serieuze zaak was en dat ze het op hem gemunt hadden.

De koster, die tot dan toe verborgen was gebleven achter de steen, besloot op te staan en een beroep te doen op redelijkheid en hoffelijkheid. Drie keer stond hij op om te spreken en drie keer werd er op hem geschoten. Niets aan te doen.

Uiteindelijk kwamen de communistische soldaten dichterbij en namen hen gevangen. Het aangenaamste deel van de ‘ondervraging’ was de inspectie van het lichaam, waarna werd bevestigd dat ondanks zeven kogels geen enkele kogel pater Karl of de koster had geraakt. De soldaten waren zo verbaasd over wat er was gebeurd dat ze hen gewoon lieten gaan. Ze moesten natuurlijk wel te voet verder, want de motor zat helemaal vol gaten.

Op de terugweg dacht Karl aan de woorden die hij na de mis had gehoord: “Hab keine Angst, alles wird gut gehen!”, en dacht bij zichzelf: “Nu realiseer ik me dat de Heer zijn engelen heeft gestuurd om mij te redden uit de handen van het communistische executiepeloton!

Karl vroeg zijn koster waarom hij drie keer was opgestaan, als de moorddadige bedoelingen van de communisten hen al duidelijk waren. “Vader”, antwoordde hij, “hoe zou ik weer met opgeheven hoofd voor mijn landgenoten kunnen staan, als ik me niet op zo’n manier en voor onze veiligheid had blootgesteld, nadat u drie keer uw leven voor ons had blootgesteld?”