Zr. Faustina en de H. Engelen (3)

Zr. Faustina en de H. Engelen (3)

Paulus zegt over de Engelen: “Zijn zij niet allen dienende geesten, uitgezonden om te dienen, ter wille van hen die zaligheid zullen verkrijgen?” De Heilige Engelen zijn niet alleen gericht op God; ze hebben tegelijkertijd ook een taak die te maken heeft met menselijke schepselen en zelfs met de hele materiële wereld.

De Engelen die ze “op elke kerk” zag staan, helpen ons om de engelenwereld beter te begrijpen. De hele beschrijving van hen komt hierop neer:

“Ik zag een van de zeven geesten bij me, stralend als op andere tijden, onder een gedaante van licht. Ik zag hem voortdurend naast mij toen ik in de trein zat. Ik zag een Engel staan op iedere kerk, die wij passeerden, maar omgeven door een licht, dat bleker was dan dat van de Engel, die mij op de reis vergezelde, en ieder van deze Engelen, die de kerken bewaakten, bogen het hoofd voor de Engel, die bij mij was”.

Door het verschil in lichtsterkte tussen de Engelen op te merken, geeft St. Faustina aan dat de Engel die haar vergezelde tot een hoger koor behoorde dan de Engelen die over kerken waken. Hoe hoger of dichter bij God een schepsel is, hoe stralender het zich manifesteert.

De heilige Johannes van het Kruis bevestigt onze conclusie in een tekst waarin hij de communicatie tussen de Engelen uitlegt:

“Gewoonlijk worden deze werken en ingevingen van God afgeleid door middel van de Engelen, en de Engelen geven ze ook op hun beurt zonder oponthoud aan elkaar door. Deze communicatie is als die van een zonnestraal die door vele ramen schijnt die achter elkaar geplaatst zijn. Hoewel het waar is dat de lichtstraal van zichzelf door alle ramen gaat, geeft elk raam dit licht door aan het andere met een zekere verandering, afhankelijk van zijn eigen kwaliteit. De communicatie is meer of minder intens naarmate het raam zich dichter bij of verder van de zon bevindt”.

Wanneer we mensen observeren, kunnen we zien dat sommige personen begaafd zijn met een bepaald charisma en in staat zijn om speciale schoonheid, licht of kracht uit te stralen naar hun omgeving.

Dit is ook te vinden bij de Engelen, afhankelijk van het koor waartoe ze behoren. Op natuurlijk niveau gaat het om de deelname van deze schepselen aan de volmaaktheden van God. Zelfs wanneer ze naar de bovennatuurlijke dimensie worden getild, blijft de relatieve positie en rangorde van de Engelen behouden, volgens de denkwijze van St. Thomas, die leerde dat genade en bovennatuurlijk licht aan de Engelen werd gegeven in verhouding tot hun natuur.

St. Faustina’s observatie van “… een Engel die op elke kerk staat” of “deze geesten die de kerken bewaakten” betekent dat er niet slechts één Engel is voor alle kerken, maar dat elke kerk zijn eigen geestelijke bewaker of beschermer heeft. Hetzelfde geldt voor de verscheidenheid aan opgaven die de Engelen over alle delen van de stoffelijke schepping hebben. Sint Augustinus en na hem de Heilige Thomas leren dat “alle materiele dingen worden bestuurd door de Engelen”.

Natuurlijk kunnen we dan hun speciale zorg verwachten voor gebieden die in striktere zin met mensen te maken hebben. St. Clement van Alexandrië schreef bijvoorbeeld: “De leidinggevende Machten van de Engelen zijn verdeeld over de volken en de steden”.

Het bijbelse argument gaat terug naar Dt 32,8 dat zegt: “Toen de Allerhoogste bezit toewees aan de volken en Hij aan de mensen ieder hun deel gaf, heeft Hij de grenzen der naties bepaald naar het getal van Gods zonen”, wat hier de Engelen betekent.