Onder Engelenvleugels (3)
Vanaf 1921 begon ze te worstelen om haar roeping als religieuze. In 1926 trad ze in het postulaat van de Zusters van Boetedoening en Christelijke Liefde in Sao Leopoldo. Met alle energie van haar onbuigzame wil, zij het met een bloedend hart, nam ze afscheid van haar innig geliefde vader en haar familie. Met heilig enthousiasme en vreugdevolle bereidwilligheid opende haar kinderlijke, zuivere ziel zich voor de stralen van de hemelse genade.
Ze werd novice in 1928. Een gebed, dat Zr. Antonia dagelijks bad, op aanraden van haar geestelijk leidsman, Pater Reus SJ, onthult ons de toestand van haar ziel in die tijd:
O Jezus, laat niet toe dat ik op een dag met ondankbaarheid de vele tedere bewijzen van liefde terugbetaal waarmee U mij aan U heeft gebonden en mij verplicht hebt om in ruil daarvoor u lief te hebben.
Ik ben bereid om afstand te doen van alle geestelijke troost en om alle lijden te verdragen dat U goed vindt om mij te sturen. Beschik ofer mij volgens uw wil. Ik wens en hoop volledig de Uwe te zijn. Mijn Jezus, ik verlang alleen naar U en niets anders.
Dit gebed komt overeen met de woorden die zr. Antonia weldra van haar goddelijke Bruidegom zal horen: “Ik wil dat je het slachtoffer wordt van allerlei soorten verwarring en tegenstrijdigheden als verzoening voor de tegenstrijdigheden die mijn Kerk moet ondergaan!