H. Faustina en de H. Engelen
Vandaag is het grote feest van de Barmhartige Liefde van Jezus, zoals Hij dit heeft geopenbaard aan de H. Faustina. Zij heeft ook veel met de H. Engelen te doen gehad. In haar dagboek kun je vele aantekeningen vinden. Ik heb enkele uitgekozen:
Toen ik op een dag bij de aanbidding was, leek mijn geest te sterven van verlangen naar Jezus. Ik kon mijn tranen niet langer tegenhouden. Ik zag een zeer mooie Engel die deze woorden tot mij sprak: “De Heer zegt: ‘Huil niet’. Na een ogenblik vroeg ik: “Wie bent u?” Hij antwoordde mij: “Ik ben een van de zeven geesten die dag en nacht voor de troon van God staan en Hem onophoudelijk prijzen”. Toch stilde deze Engel mijn vurig verlangen niet, maar hij wekte mij tot een nog groter verlangen naar God op.
Deze Engel is erg mooi. Zijn schoonheid komt voort uit de innige vereniging met God. Deze Engel laat mij geen enkel moment alleen maar vergezelt me overal.
Op de volgende dag begon deze Engel tijdens de Heilige Mis voor de elevatie deze woorden te zingen: “Heilig, Heilig, Heilig”. Zijn stem klonk als duizend stemmen. Het is onmogelijk om het onder woorden te brengen. (471)
Toen zag ik een van de zeven Engelen bij mij in een lichtgestalte die net zo straalde dan de andere keren. Ik zag hem voortdurend naast mij terwijl ik in de trein zat. Ik zag op iedere kerk die we passeerden een Engel staan die omgeven was door een zwakker licht dan de Engel die mij op reis vergezelde. Ieder van deze Engelen die de kerken bewaakten, boog zijn hoofd naar de Engel die bij mij was.
Toen ik in Warschau de kloosterpoort binnenging verdween de Engel. Ik dankte God voor Zijn goedheid dat Hij ons Engelen als gezelschap geeft. O, wat denken de mensen weinig over het feit na, dat ze altijd zo’n gast naast zich hebben die tegelijkertijd van alles getuige is! Denk eraan zondaren, dat jullie op dezelfde manier een getuige van al jullie daden hebben. (630)
29 september. Op het feest van de Aartsengel Sint Michael zag ik die grote leider naast mij staan. Hij sprak deze woorden tot mij: “De Heer heeft mij opdracht gegeven om bijzonder goed voor jou te zorgen. Weet, dat je door de boze gehaat wordt, maar wees niet bang. Wie is als God?” Hij verdween. Maar ik voel zijn tegenwoordigheid en hulp. (706)