Gods plan met de menswording (4)
God wenste dat de Engelen instemden met Zijn plan.
De kerkvaders leren vrij eensgezind dat de beproeving van de Engelen bestond uit de aanvaarding van Gods plan, dat voorlopig nog duister was.
Het moet voor deze verheven geesten een zware beproeving zijn geweest te moeten bevestigen dat dit was wat God wilde, dat Hij mens wilde worden en als mens door hen aanbeden moest worden.
Hebr. 1,6 Wanneer Hij evenwel de eerstgeborene opnieuw de wereld binnenleidt, zegt Hij: Alle Engelen Gods moeten Hem hulde brengen.
De mens staat zo veel lager dan de Engel. Vele engelen weigerden nu deze daad van nederigheid en spraken met Lucifer hun “non serviam”, “ik dien niet”. De trouwe Engelen bevestigden de wil van God en gaven daarmee uiting aan hun bereidheid om God ook in de diepte te aanbidden.
Zij spraken hierbij ook hun jawoord uit over Maria, de vrouw naast de mensgeworden Zoon van God, en dus ook over de hele mensheid.
De goede Engelen werden toegelaten tot de zalige aanschouwing van God en bereikten zo hun eeuwig geluk in God. Zoals de boze geesten de mens haten, zo hebben de Heilige Engelen de mens lief.
Zoals de menswording een zegen of een vloek werd voor de Engelen, naarmate zij zich meer of minder onderwierpen aan de goddelijke voorzienigheid, zo wordt ook van het Kind gezegd dat Hij “is bestemd tot val of opstanding van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt”. Lc 2,34
Ook de mensen moeten hun jawoord geven aan het raadsbesluit van God. Hier is het de omgekeerde beweging. Bij de Engelen gaat het om de erkenning en aanvaarding dat God zich vernedert. Bij mensen gaat het om de erkenning dat dit mensenkind
G O D is.
De beproeving van de Engelen gaat van boven naar beneden, bij de mensen van beneden naar boven. Het vraagt ook veel van de mens om te moeten geloven dat dit kind de Zoon van God is, God zelf, dit zwakke kindje in de kribbe, de Schepper van hemel en aarde. En zo zijn talloze mensen over dit kind gestruikeld en hebben niet geloofd: niet in zijn goddelijkheid, niet in zijn woord, niet in zijn kerk.
Zoals voor de Engelen het jawoord tegen de menswording betekende dat zij de menselijkheid (van Christus, Maria, de mensen) aanvaardden, zo betekent ons geloof in de Godheid van Christus dat wij erkennen dat Hij de Heer van de Engelen is.