God die Kind werd (2)

God die Kind werd (2)

Wat hadden de herders dat “God bewoog” om hen een Engel te zenden om hun een boodschap van grote vreugde voor het hele volk te verkondigen? “Heden is u een Redder geboren, Christus de Heer, in de stad van David”.  (Lc. 2,10)

Was het niet hun onzelfzuchtige onthechting en armoede die hen geschikt maakte voor het heilsbericht? Zie hoe goed zij reageerden: “Komt, laten we naar Betlehem gaan om te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons heeft bekend gemaakt.’  Ze haastten zich er heen en vonden Maria en Jozef en het pasgeboren kind, dat in de kribbe lag… De herders keerden terug, terwijl zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden; het was juist zoals hun gezegd was.” (Lc 2,15-16, 20)

Welke verborgen genade ontvingen de Wijzen in hun hart dat zij bereid waren uit hun comfort op te staan en zo’n lange en moeilijke reis te ondernemen, alleen om een buitenlandse koning te eren?

Zeker, ze begrepen door een Goddelijke verlichting, bevestigt St. Leo, dat dit de meest vreemde van alle koningen was, de Koning van de hemelse wereld, die was neergedaald om een koninkrijk dat niet van deze wereld is in de harten van de mensen te planten.

Het was hun verlangen naar dit koninkrijk dat de Wijzen aantrok. Alleen deze eeuwige bestemming gaf zin aan elke stap, op deze reis en gedurende hun hele leven. Toen zij de ster – die Christus voorstelde als het doel van het leven – uit het oog verloren, waren zij zeer bedroefd.

Maar nadat zij Herodes en de wereldlingen van de grote stad hadden achtergelaten: “Op het zien van de ster werden zij vervuld van overgrote vreugde.  (Mt 2,10). Zij voelden zich volkomen begenadigd door de komst van het Kind, wiens komst hun komst en hun wederzijdse gaven had uitgelokt.

Zij werden niet verrast door de eenvoud en de armoede van de Heilige Familie, maar zodra zij bij het Kind binnenkwamen “vielen zij op hun knieen neer en aanbaden Hem” (Mt 2,11). Met hun gift van goud erkenden zij de grote Koning; met hun wierook erkenden zij hun God, en met hun mirre – zoals later Magdalena met haar kostbare nardusolie – beleden zij Zijn verlossende passie en begrafenis.

Kort was hun bezoek, maar langdurig hun trouw.