Engelenburcht

Engelenburcht

De ene ramp na de andere vond plaats in Rome vanaf febr. 590.

Het begon allemaal met de overstroming van de Tiber, die zo krachtig was dat talloze oude monumenten werden weggespoeld. De openbare graanschuren stortten in en er werd hongersnood gevreesd. Hele wijken stonden onder water. De overstroming trof veel dieren, die verdronken in de watermassa’s.

De daling van het hoogwaterpeil viel samen met de eerste lentehitte en de kadavers ontbonden in de modder en onder de zon. Al deze vuiligheid veroorzaakte een epidemie. Veel mensen stierven, waaronder paus Pelagius.

De wanhopige Romeinen wendden zich tot Gregorius, abt van Sint-Andreas, die bekend stond als een heilige, een ziener en een wondergenezer.

Hij besluit tot een vasten als boete, een driedaags gebed en een grote processie om het goed te maken.

Gregorius leidt de processie, die steeds groter wordt. De processie beweegt zich naar de heilige Maria Maggiore. Hij zwaait een van de meest vereerde relikwieën in Rome over de hoofden van de menigte: een afbeelding van de Moeder Gods, die volgens de overlevering door de heilige Lucas is geschilderd.

De lijdende schare, verzonken in gebed, loopt zingend door de vervuilde straten, terwijl ze de bedorven lijken ontwijkt die op de drempels van verlaten huizen liggen. Nu loopt de stoet langs de rivier, die de oorzaak is van alle ellende; een misselijkmakende stank van modder en stervende dieren stijgt op. Aan de overkant staat het mausoleum van keizer Hadrianus…een hoge, massieve toren heeft de tand des tijds overleefd.

In de hitte van de toenemende dag schrijdt de processie voort. De liederen worden zwakker, terwijl de vermoeidheid toeneemt.

En zie: vanaf de overkant klinken stemmen, alsof er een andere, grotere en levendigere processie onderweg is. Ze zingen het Regina caeli.

De menigte verkent met hun ogen de andere oever, badend in het zonlicht, tevergeefs: er zijn daar geen sporen van mensen.

Wanneer de mysterieuze stemmen bij het laatste vers “ora pro nobis deum”  komen, lijkt het mausoleum in brand te staan. Een vlammende gloed omringt de top van de toren; in het midden van deze gloed staat een jonge man, gekleed in krijgsharnas. In zijn rechterhand houdt hij een open zwaard. Langzaam doet hij het in de schede, glimlacht en verdwijnt.

Gregorius twijfelt niet aan de identiteit van deze hemelse bezoeker; het is de heilige Michaël die is gekomen om aan te kondigen dat God zijn volk vergeeft op voorspraak van de Moeder van God.

De historiciteit van de gebeurtenissen staat buiten kijf. Als teken van dankbaarheid liet Gregorius de Grote een exacte replica van de ondergrondse basiliek van Monte Gargano bouwen in het mausoleum van Hadrianus, dat werd omgedoopt tot de Engelenburcht, en hij liet een gigantisch standbeeld van Sint-Michaël op de torenspits van de Engelenburcht plaatsen.