Onmacht

Onmacht

De Engelbewaarder kent zijn zending, maar hij ervaart vaak een kwellende onmacht. Hoe meer een mens zich namelijk van God verwijdert, des te meer heeft hij de hulp van zijn Engel nodig. Maar des te minder kan deze hem helpen, omdat de mens niet eens aan zijn Engel denkt.

Hoe luider de Engel hem zou willen roepen en waarschuwen, des te meer wordt hij gedwongen om te zwijgen!

“De vredeboden storten bittere tranen”.  Jes  33,7

Dit profetenwoord kan men ook op de Engelen betrekken. Is het niet om te “huilen” dat wij onze Engel zo gemakkelijk vergeten en hem over lange tijd geen aandacht schenken? Alleen maar omdat we hem met onze lichamelijke ogen niet zien, denken we nauwelijks aan hem.

De H. Thomas leert dat het gebod van de naastenliefde ook geldt ten opzichte van de Heilige Engelen! Daarom zouden we meteen ’s morgens hem om hulp moeten vragen, en ook door de dag, om steeds beter met hem samen te werken.

Het zou werkelijk een werk van barmhartigheid zijn, als wij overdag vaker zouden zwijgen om daardoor beter naar hem te kunnen luisteren en hem bereidwillig volgen. Wat een troost zou dat voor de Engel zijn!