Aan de mensen van goede wil!

Aan de mensen van goede wil!

Hoe kan het ook anders dan dat de Engelen die nacht onderweg waren, sinds God mens is geworden! Voor de troon van God zingen de Engelen in een zalige lofprijzing, ook al lijkt deze troon in de zichtbare wereld te bestaan uit een ellendige voederbak voor de dieren.

Waar God, de koning van het hemelse hof, zich vestigt, daar omringen Hem de hemelse heerscharen. Engelen vergezelden de Verlosser vanaf de eerste dag van zijn verschijning in het lichaam tot het laatste uur aan het kruis, tot in het graf en tot dat moment waarop Hij, opstijgend van de aarde, alle hemelen openscheurde voor hen die Hij liefhad.

Er moet een stromen zijn geweest, een jubel en melodien in die gezegende nacht, toen God zich voor het eerst op mysterieuze wijze kleedde met een menselijk lichaam. We weten dat de hele kosmos, elke steen, elke wortel, elke bloem en elk dier deelnam aan de lofzang op Hem die hun Redder werd. De bloemen straalden hun zoetste zoetheid uit en de vogels hun meest zalige liederen.

Maar de Engelen zongen datgene wat ze dag en nacht voor de troon van God zingen: “Glorie aan God in de hoge”.

Maar nu Zijn troon zich op de aarde heeft gevestigd, voegen ze er aan toe: “Vrede op aarde voor mensen van goede wil!”

En zie, het werd een nieuwe zin, een belofte, een stelregel van het leven, wat de Engelen toen verkondigden: Wanneer de glorie aan God in de hoge wordt gegeven, dan leeft de mens in Gods vrede en geluk, want dan is hij van goede wil.

De eenvoudige herders begrepen dit en sloten zich aan bij de kring van Engelen rond de kribbe. – Wanneer, ja, wanneer zullen we ook deze kerstboodschap van de Engelen begrijpen en ons geluk vinden!